2008      
2008      

Architectuurmodellen

“In de beleving van architectuur, of het gaat om een stad, een straat, een gebouw of een gang, is alleen al de mogelijkheid om jezelf van de ene ruimte naar de andere te bewegen, intrigerend.” (Monique Kwist)

Volgens Monique Kwist (1965) is het een belangrijke menselijke behoefte om te kunnen bewegen of dwalen in een ruimte. Ze stelt dat dit verplaatsen misschien niet eens fysiek noodzakelijk is, maar dat in de beleving van de gebouwde omgeving een essentiële rol is weggelegd voor de persoonlijke verbeeldingskracht. Met haar architectuurmodellen, die door hun kleinschaligheid en bijzondere plaatsing in de ruimte indirect om aandacht vragen en daardoor meteen intrigeren, toont ze haar fascinatie voor architectonische vormen en principes en prikkelt zij de fantasie van de toeschouwer.

De rechthoekige buitenzijden van de modellen verraden een binnenruimte waar de toeschouwer naar toe wordt getrokken. Hij wordt verleid om het binnenste nader te bestuderen en deze in gedachten te betreden. De lege, sobere vertrekken, nauwe doorgangen, overlopen, uitbouwtjes en steile trappen worden zichtbaar door het schaarse licht dat door smalle openingen of semi-transparante vensters naar binnenvalt. Aan de mysterieuze ruimten valt geen enkele gebruiksfunctie af te lezen.

Vanuit een uitgebreide verzameling herinneringsbeelden en foto’s van opmerkelijke gebouwen, gezien op één van haar buitenlandse reizen of in haar directe omgeving, maakt Monique Kwist schetsen van nieuwe constructies om vervolgens fictieve ruimtelijke interieurs te construeren. Aan de totstandkoming van dergelijke modelruimten ligt een arbeidsintensief proces ten grondslag, waarmee de kleine vertrekken en bouwkundige elementen zeer gedetailleerd gestalte krijgen. Met de originele constructietekening als uitgangspunt maakt zij een uit laagjes hout opgebouwde mal, die de lege ruimte in de te bouwen vorm zichtbaar maakt en feitelijk het negatief, de restvorm is. Vervolgens plaatst zij de mal in een houten bekisting en giet deze vol met een vloeibare substantie die de uiteindelijke positieve vorm zal worden. Na het proces van uitharden is de ruimtelijke vertaling van de oorspronkelijke tekening ontstaan. In een aantal gevallen vond Monique Kwist de houten mallen een even grote, zo niet grotere, zeggingskracht hebben. Naast de positieve modellen presenteerde ze de houten negatieven en besloot zelfs deze als zodanig in bijvoorbeeld aluminiumkunststof af te gieten, zodat er series ontstonden waarin de verschillende delen eenzelfde uitgangspunt hebben.

In de loop der jaren experimenteerde Monique Kwist met verschillende vloeibare materialen als gietbeton, kunsthars, aluminiumkunststof en rubber. In 1995 vroeg zij een Projectsubsidie aan om verder te experimenteren met siliconenrubber, dat een grotere flexibiliteit en lichtheid kent en waarmee details meer tot hun recht komen. Ook de kleurmogelijkheden en het transparante karakter van het materiaal wilde ze nader onderzoeken. Daarnaast was zij op zoek naar een extremere plaatsing van de modellen in de ruimte, waardoor deze meer in de bestaande architectuur worden ingepast. Met name de hoeken tussen muren, plafonds en vloeren wilde ze verkennen.

Hoewel het geen maquettes zijn van te realiseren nieuwbouwprojecten, worden de architectuurmodellen in ons denken gemakkelijk levensgroot. Monique Kwist ziet ze als beeldende werkelijkheid, waarin ze de architectonische omgeving relativeert of ter discussie stelt. De modellen krijgen een sculpturale zelfstandigheid waarmee de grens tussen sculptuur en architectuur lijkt te vervagen. In een aantal gevallen pastte zij deze principes ook toe op grotere schaal. Zo maakte ze een aantal schetsontwerpen voor beeldende toepassingen in de openbare ruimte en onderwierp zij, met het bedrag van de ontvangen Projectsubsidie, in 1995 het dakterras van Galerie Made in Heaven te Utrecht aan een grondige herinrichting. Vanuit één van de tentoonstellingsruimtes was dit terras, dat een nogal onsamenhangende en slordige indruk maakte, zichtbaar. Monique Kwist bedacht een constructie waarmee het dak werd omgetoverd tot een geleidelijk aflopend, ordelijk geheel, dat in de gehele lengte door drie smalle, betonnen afvoergeulen wordt doorsneden en is bekleed met een laag zwarte kiezels.

Met de lege karkassen, denkbeeldige interieurs en geconstrueerde bouwelementen vestigt Monique Kwist de aandacht op de verschillende vormen en functies van architectuur en op de (wereldwijde) verscheidenheid aan bouwkundige oplossingen, waarin logica en functionaliteit niet altijd synoniem zijn voor samenhangend en doelmatig. Ze toont de pure schoonheid van het gebouwde of stelt deze juist ter discussie en voegt er een relativerende noot aan toe.